Een Europese richtlijn legt aan de lidstaten de verplichting op om de nodige maatregelen te nemen zodat aan alle medewerkers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van minstens 4 weken wordt toegekend. De aanvullende Europese vakantie was een eerste uitvoering van deze richtlijn.
Vanaf 2024 wordt een volgende stap gezet in de uitrol van de Europese richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd. Medewerkers die zich in de onmogelijkheid bevinden om tijdens het vakantiejaar hun vakantiedagen op te nemen omwille van bepaalde arbeidsonderbrekingen, kunnen deze overdragen. Deze dagen kunnen dan op een later tijdstip opgenomen worden. Denk hierbij onder meer aan onderbrekingen ten gevolge van een arbeidsongeval of beroepsziekte, moederschapsrust of een gewoon ongeval of gewone ziekte.
Daarnaast worden bepaalde regels over de samenloop van jaarlijkse vakantiedagen met bepaalde dagen van arbeidsonderbreking (bijvoorbeeld ziekte) gewijzigd.
Voor lokale besturen is dit geen eenvoudige toepassing aangezien er verschillende categorieën van medewerkers tewerkgesteld worden en er vaak verschillende regelgevingen van toepassing zijn. In deze bijdrage legt Aanje Kints de (nieuwe) regels voor statutaire en contractuele personeelsleden uit.