Bij het opstellen en wijzigen van het arbeidsreglement moet men erover waken dat er geen verboden bepalingen opgenomen worden. In essentie komen ongewenste stipulaties in drie soorten voor.
Volgens de basislogica van het respect voor de hogere rechtsbronnen, mag het arbeidsreglement eerst en vooral niet strijdig zijn met dwingende wettelijke bepalingen of bepalingen voorzien in collectieve of individuele arbeidsovereenkomsten. Daartegenover staat dan wel dat het arbeidsreglement zelf hoger staat dan de mondelinge individuele arbeidsovereenkomst.
Een tweede soort bepaling die niet kan opgenomen worden in een arbeidsreglement heeft betrekking op scheidsrechtelijke bedingen: de regeling van individuele geschillen kan niet toevertrouwd worden aan scheidsrechters.
Een derde en laatste verbod – en dan komen we bij de faustclausules uit – heeft betrekking op bepalingen waarbij een medewerker afstand doet van een grondrecht. Voorbeelden hiervan zijn het feit dat het bestuur bijvoorbeeld geen melding kan maken van het feit dat “elke werknemer dagelijks gefouilleerd kan worden”, want dat zou inhouden dat de werknemer afstand doet van zijn privacy. Ook het integreren van een ontslagverbod in een arbeidsreglement behoort tot deze categorie, omdat het strijdig is met het verbod op levenslange binding en de uitoefening door de werkgever van het recht tot eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst onmogelijk maakt.
Wie was Faust ook al weer?
Faust is voornamelijk bekend geworden door Goethe’s Faust. Dr. Faust, een meer dan belezen man, kruist het pad van de duivel en verkoopt hem zijn ziel in ruil voor onbeperkte kennis en werelds genot. Een pact met de duivel dus, en zo zal Faust ook blijven doorleven in de 21e eeuw.
De oorspronkelijke figuur gaat trouwens terug op een historische figuur uit het begin van de 16e eeuw, Georg Faust, en kende vervolgens bijzonder veel succes in toneel en literatuur, met onder meer geniale uitwerkingen in het werk van Christopher Marlowe en dus ook dat van Johann Wolfgang Goethe. In de Nederlandse taal hielden we er ook het adjectief faustisch aan over, als refererend aan Faust, of ook “worstelend met (de zin van) het leven”.